www.techno-preventie.be
1001 tips over inbraakbeveiliging en inbraakpreventie
Informatieve website met technische tips en informatie ter voorkoming van diefstallen, inbraken,
overvallen, ramkraken, bedrijfsdiefstallen, bedrijfsfraude, oplichting en gelijkaardige vormen van criminaliteit.
ADVERTENTIE
Vanaf 2007 heeft de wetgever een wettelijk kader gecreëerd voor de plaatsing van beveiligingscamera’s.
Deze camerawet werd gemaakt zodat de door de wetgever gewenste evenwicht tussen het recht op privacy en de veiligheidsvoorschriften zouden worden gerespecteerd.
21 MAART 2007
Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK I. — Definities
Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° niet-besloten plaats : elke plaats die niet door een omsluiting is afgebakend en vrij toegankelijk is voor het publiek;
2° voor het publiek toegankelijke besloten plaats : elk besloten gebouw of elke besloten plaats bestemd voor het gebruik door het publiek waar diensten aan het publiek kunnen worden verstrekt;
3° niet voor het publiek toegankelijke besloten plaats : elk besloten gebouw of elke besloten plaats die uitsluitend bestemd is voor het gebruik door de gewoonlijke gebruikers;
4° bewakingscamera : elk vast of mobiel observatiesysteem dat tot doel heeft misdrijven tegen personen of goederen of overlast in de zin van artikel 135 van de nieuwe gemeentewet te voorkomen, vast te stellen of op te sporen, of de orde te handhaven en dat hiervoor beelden verzamelt, verwerkt of bewaart;
5° verantwoordelijke voor de verwerking : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, de feitelijke veniging of het openbaar bestuur die alleen of samen met anderen het doel en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens bepaalt;
6° de wet van 8 december 1992 : de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
HOOFDSTUK II. — Toepassingsgebied en verhouding tot andere wetgeving
Art. 3.
Deze wet is van toepassing op de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s met het oog op bewaking en toezicht in de plaatsen bedoeld in artikel 2.
Deze wet is niet van toepassing op de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s :
- geregeld door of krachtens een bijzondere wetgeving;
- op de werkplaats met het oog op de veiligheid en de gezondheid, de bescherming van de
goederen van de onderneming, de controle van het productieproces en de controle van de arbeid van de werknemer.
Art. 4. De wet van 8 december 1992 is van toepassing behalve in die gevallen waar deze wet uitdrukkelijk een andersluidende bepaling bevat.
HOOFDSTUK III.
Voorwaarden waaronder de plaatsing en het gebruik van camera’s zijn toegestaan
Art. 5.
§ 1. De beslissing tot het plaatsen van een of meer bewakingscamera’s in een niet-besloten plaats wordt genomen door de verantwoordelijke voor de verwerking.
§ 2. De in § 1 bedoelde beslissing wordt genomen nadat de gemeenteraad van de betrokken gemeente en de korpschef van de betrokken politiezone een positief advies hebben gegeven. Uit het tweede advies moet blijken dat een veiligheids- en doelmatigheidsanalyse werd uitgevoerd en dat de plaatsing beantwoordt aan de in de wet van 8 december 1992 bepaalde beginselen.
§ 3. De verantwoordelijke voor de verwerking deelt de in § 1 bedoelde beslissing mee aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Hij doet dat uiterlijk de dag vóór die waarop de bewakingscamera of -camera’s in gebruik worden genomen. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de vorm en de inhoud van het standaardformulier dat bij die gelegenheid moet worden ingevuld alsook de wijze waarop dit formulier wordt overgezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De verantwoordelijke voor de verwerking plaatst bij de toegang tot de niet-besloten plaats een pictogram dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt. Het model van dat pictogram en de erop te vermelden inlichtingen worden door de Koning bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De verantwoordelijke voor de verwerking ziet erop toe dat de bewakingscamera of -camera’s niet specifiek gericht worden op een plaats waarvoor hij niet zelf de gegevens verwerkt, tenzij hij daarvoor expliciet de toestemming heeft van de verantwoordelijke voor de verwerking van de betrokken plaats.
§ 4. Het bekijken van beelden in real time is uitsluitend toegestaan onder toezicht van de bevoegde overheid opdat de politiediensten onmiddellijk kunnen ingrijpen bij misdrijven, schade of ordeverstoring en in hun optreden optimaal kunnen worden gestuurd. Een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, waarvan het ontwerp voor advies is voorgelegd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepaalt de voorwaarden waaronder personen bevoegd kunnen zijn om deze beelden te bekijken en wijst deze personen aan, die handelen onder toezicht van de politiediensten. Het opnemen van beelden is uitsluitend toegestaan teneinde bewijzen te verzamelen van feiten die een misdrijf opleveren of schade veroorzaken en daders, ordeverstoorders, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren. Indien de beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf of van schade of tot het identificeren van een dader, een ordeverstoorder, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan één maand bewaard.
Art. 6.
§ 1. De beslissing tot het plaatsen van een of meer bewakingscamera’s in een voor het publiek toegankelijke besloten plaats wordt genomen door de verantwoordelijke voor de verwerking.
§ 2. De verantwoordelijke voor de verwerking deelt de in § 1 bedoelde beslissing mee aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt. Hij doet dat uiterlijk de dag vóór die waarop de bewakingscamera of -camera’s in gebruik worden genomen. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de vorm en de inhoud van het standaardformulier dat bij die gelegenheid moet worden ingevuld, alsook de wijze waarop dit formulier wordt overgezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt. Dit formulier bevestigt dat het gebruik van de camera of camera’s in overeenstemming is met de in de wet van 8 december 1992 bepaalde beginselen. De verantwoordelijke voor de verwerking plaatst bij de toegang tot de voor het publiek toegankelijke besloten plaats een pictogram dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt. Het model van dat pictogram en de erop te vermelden inlichtingen worden door de Koning bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De verantwoordelijke voor de verwerking ziet erop toe dat de bewakingscamera of -camera’s niet specifiek gericht worden op een plaats waarvoor hij niet zelf de gegevens verwerkt.
§ 3. Het bekijken van beelden in real time is uitsluitend toegestaan om onmiddellijk te kunnen ingrijpen bij misdrijven, schade of ordeverstoring. Het opnemen van beelden is uitsluitend toegestaan teneinde bewijzen te verzamelen van feiten die een misdrijf opleveren of schade veroorzaken en daders, ordeverstoorders, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren. Indien de beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf of van schade of tot het identificeren van een dader, een ordeverstoorder, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan één maand bewaard.
Art. 7.
§ 1. De beslissing tot het plaatsen van een of meer bewakingscamera’s in een voor het publiek niet toegankelijke besloten plaats wordt genomen door de verantwoordelijke voor de verwerking.
§ 2. De verantwoordelijke voor de verwerking deelt de in § 1 bedoelde beslissing mee aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt. Hij doet dat uiterlijk de dag vóór die waarop de bewakingscamera of -camera’s in gebruik worden genomen. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de vorm en de inhoud van het standaardformulier dat bij die gelegenheid moet worden ingevuld alsook de wijze waarop dit formulier wordt overgezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt. Dit formulier bevestigt dat het gebruik van de camera of camera’s in overeenstemming is met de in de wet van 8 december 1992 bepaalde beginselen. De beslissing hoeft niet te worden meegedeeld aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt, wanneer de bewakingscamera of -camera’s door een natuurlijke persoon worden aangewend voor persoonlijk of huiselijk gebruik. De verantwoordelijke voor de verwerking plaatst bij de toegang tot de voor het publiek niet toegankelijke besloten plaats een pictogram dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt. Het model van dat pictogram en de erop te vermelden inlichtingen worden door de Koning bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De verantwoordelijke voor de verwerking ziet erop toe dat de bewakingscamera of -camera’s niet specifiek gericht worden op een plaats waarvoor hij niet zelf de gegevens verwerkt. In geval van bewaking van een privé-ingang tegenover een niet-besloten plaats of een voor het publiek toegankelijke besloten plaats, worden de bewakingscamera of -camera’s zo gericht dat de opnamen op die plaats tot het strikte minimum worden beperkt.
§ 3. Indien de beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf of van schade of tot het identificeren van een dader, een ordeverstoorder, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan één maand bewaard.
HOOFDSTUK IV. — Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 8. Elk heimelijk gebruik van bewakingscamera’s is verboden. Als heimelijk gebruik wordt beschouwd, elk gebruik van bewakingscamera’s zonder voorafgaande toestemming van de gefilmde persoon. Het betreden van een plaats waar een pictogram aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt, geldt als voorafgaande toestemming.
Art. 9. Uitsluitend de verantwoordelijke voor de verwerking inzake voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of de persoon die onder zijn gezag handelt, heeft toegang tot de beelden. De verantwoordelijke voor de verwerking of de persoon die onder zijn gezag handelt, neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen teneinde de toegang tot de beelden te beveiligen tegen toegang door onbevoegden. De personen die toegang hebben tot de beelden, hebben een discretieplicht omtrent de persoonsgegevens die de beelden opleveren, met dien verstande dat de verantwoordelijke voor de verwerking inzake voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of de persoon die onder zijn gezag handelt, de beelden :
1° kan overdragen aan de politiediensten of de gerechtelijke overheden indien hij feiten vaststelt die een misdrijf kunnen vormen en de beelden kunnen bijdragen tot het bewijzen van die feiten en het identificeren van de daders;
2° moet overdragen aan de politiediensten indien zij hierom verzoeken in het kader van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie en de beelden het vastgestelde misdrijf betreffen. Indien het een private plaats betreft, kan de verantwoordelijke voor de verwerking of de persoon die onder zijn gezag handelt, evenwel eisen dat er een gerechtelijk mandaat in het kader van een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek wordt voorgelegd.
Art. 10. Bewakingscamera’s mogen noch beelden opleveren die de intimiteit van een persoon schenden, noch gericht zijn op het inwinnen van informatie over de filosofische, religieuze, politieke, syndicale gezindheid, etnische of sociale origine, het seksuele leven of de gezondheidstoestand.
Art. 11. Een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, waarvan het ontwerp voor advies is voorgelegd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, kan het gebruik van bepaalde toepassingen van camerabewaking verbieden of aan bijkomende voorwaarden onderwerpen.
Art. 12. Iedere gefilmde persoon heeft een recht van toegang tot de beelden. Hij richt daartoe een gemotiveerd verzoek aan de verantwoordelijke voor de verwerking conform de artikelen 10 en volgende van de wet van 8 december 1992.
HOOFDSTUK V. — Strafbepalingen
Art. 13. Overtreding van de artikelen 9 en 10 wordt gestraft met geldboete van tweehonderdvijftig euro tot
duizend euro. Met dezelfde geldboete wordt gestraft, hij die de beschikking heeft over een
afbeelding waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat dit beeld verkregen werd met schending
van de artikelen 9 en 10. Overtreding van de artikelen 5, 6, 7 en 8 wordt gestraft met geldboete
van vijfentwintig euro tot honderd euro. Wordt gestraft met dezelfde geldboete, hij die de
beschikking heeft over een afbeelding waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat dit beeld
verkregen werd met schending van deze artikelen.
HOOFDSTUK VI. — Overgangsbepaling
Art. 14. Bewakingscamera’s geplaatst voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, dienen uiterlijk
drie jaar na haar inwerkingtreding aan de bepalingen van deze wet te voldoen.
10 DECEMBER 2009.—Ministeriële omzendbrief betreffende de wet van 21 maart 2007 tot regeling
van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s, zoals gewijzigd door de wet van 12
november 2009 ( Pdf Staatsblad )
Lijn5
Doel van deze omzendbrief is om de lokale overheden en de politiediensten in te lichten over de regels
voorzien in de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s
(hierna « camerawet » genoemd), sinds zijn recente wijziging door de wet van 12 november 2009, en om hen aanbevelingen te doen over hoe zij deze concreet moeten toepassen. Er zal dus voornamelijk sprake zijn van de adviesprocedure in geval van plaatsing van vaste bewakingscamera’s op een niet-besloten plaats en van het gebruik van mobiele bewakingscamera’s door de politiediensten. Bovendien hebben bepaalde punten betrekking op de noties die, sinds de inwerkingtreding van de wet, bepaalde vragen oproepen in de praktijk.
1. Definities
1.1. Overlast
In de definitie van de bewakingscamera wordt, sinds het invoeren van de camerawet in 2007, melding gemaakt van misdrijven tegen personen of goederen, overlast in de zin van artikel 135 van de nieuwe gemeentewet en van de handhaving van de openbare orde. In de rest van het dispositief, werd er geen melding meer gemaakt van overlast, maar enkel van misdrijven, schade of ordeverstoring. Een onzekerheid was dus mogelijk inzake de toepasbaarheid van de desbetreffende bepalingen (die het bekijken in real time, het opnemen en het bijhouden van beelden regelen) ingeval van dergelijke overlast. Om deze leemte op te vullen werd bij de wetswijziging de term « overlast » in de rest van het dispositief toegevoegd. Er bestaat dus geen twijfel meer over de toepasbaarheid van de bepalingen die het bekijken van de beelden in realtime, het opnemen en het bijhouden van de beelden regelen, in waren, wordt er slechts melding gemaakt van de term « overlast ».
Dit betekent niet dat men eender welke overlast beoogt. Met deze term wordt altijd verwezen naar de overlast zoals bedoeld in de definitie van de bewakingscamera, in artikel 2 van de wet : het betreft dus overlast in de zin van artikel 135 van de nieuwe gemeentewet. De wetgever heeft uitsluitend de bedoeling gehad om te verwijzen naar overlast in de zin van artikel 135 van de nieuwe gemeentewet, namelijk alle openbare overlast waarvoor de gemeenten bevoegd zijn.
1.2. Vaste / mobiele bewakingscamera’s
De wet definieert als een mobiele bewakingscamera de bewakingscamera die tijdens de observatie verplaatst wordt teneinde vanaf verschillende plaatsen en posities te filmen. Het adjectief mobiel bepaalt dus slechts de camera’s die niet op een plaats zijn vastgemaakt tijdens de bewakingstijd, maar die men tijdens de observatie verplaatst, terwijl de beelden worden verzameld.
Alle andere bewakingscamera’s zijn dus, in de zin van de camerawet, vaste bewakingscamera’s. Dit betekent dat de bewakingscamera’s die voorlopig geplaatst worden om een plaats te filmen tijdens enkele dagen (bijvoorbeeld tijdens een jaarlijks festival), één of meerdere weken, zelfs meerdere maanden, vaste camera’s zijn : zelfs indien deze geschikt zijn om te worden verplaatst, gebeurt dit niet tijdens de observatie. De verplaatsing gebeurt slechts dan eens de beslissing genomen is om er geen beroep meer op te doen op deze plaats. Deze camera’s zijn voorlopig, maar vast. Bijgevolg moeten, vanaf het moment waarop de bewakingscamera(’s) vanaf dezelfde plaats of dezelfde positie (zelfs indien deze op verschillende manieren kunnen worden gericht) film(t) (en), alle verplichtingen, die zijn voorzien voor de vaste bewakingscamera’s, worden gerespecteerd.
1.3. Toegang tot een plaats
De wet voorziet dat bij de toegang van elke plaats die door één of meerdere vaste ewakingscamera’s wordt gefilmd, de verantwoordelijke voor de verwerking een pictogram moet aanbrengen dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt. Zij legt dus niet op dat er per camera een pictogram moet worden geplaatst en ook niet dat er één in de nabijheid van de camera moet worden geplaatst.
De wet vermeldt daarentegen geen definitie van de term « toegang » en hierdoor, wanneer het een niet-besloten plaats betreft, kan de vraag gesteld worden waar de pictogrammen geplaatst moeten worden. Men kan redelijkerwijs aannemen dat de verantwoordelijke voor de verwerking, door een
pictogram aan te brengen op de voornaamste toegangspunten in de gefilmde perimeter, aan zijn
verplichting voldoet. Zo ook volstaat het, wanneer er een camerabewaking wordt georganiseerd
in een welbepaalde zone van de gemeente (een markt, een wijk), om deze bewaking aan te geven
door middel van een pictogram die aan de ingang/aan de ingangen van deze zone wordt aangebracht.
Wanneer het cameratoezicht op het gehele grondgebied van een gemeente wordt georganiseerd, is
het niet strijdig met de wet dit aan te geven door middel van pictogrammen aangebracht op de
toegangswegen naar de gemeente. Het blijft in dit geval evenwel mogelijk om te herinneren aan de
aanwezigheid van camera’s in de gemeente, door er pictogrammen aan te brengen op de belangrijke
plaatsen van de gemeente of, daarentegen, op de plaatsen waar men minder verwacht gefilmd te
worden.
1.4. Proportionaliteit van de beelden
Voor de drie plaatscategorieën voorziet de camerawet dat de verantwoordelijke voor de verwerking
« erop toeziet dat de bewakingscamera of -camera’s niet specifiek gericht worden op een plaats
waarvoor hij niet zelf de gegevens verwerkt ». Deze bepaling wijst in feite op het
proportionaliteitsbeginsel dat moet worden gerespecteerd bij elke verwerking van persoonsgegevens
en dus ook op het vlak van de gefilmde beelden. De term « specifiek » was bedoeld om de
verantwoordelijke voor de verwerking niet te beletten om op de beelden een deel van een plaats te
laten verschijnen voor dewelke hij de gegevens niet verwerkt, indien het niet anders kan (bijvoorbeeld
een klein deel van het voetpad laten verschijnen wanneer men een gebouw of de ingang ervan filmt).
Maar dat betekent dus dat, wanneer dit het geval is, dat tot het strikte minimum moet worden beperkt
(voor de voor het publiek niet toegankelijke besloten plaatsen, is het zelfs uitdrukkelijk door de
wetgever voorzien). Men kan hier dus uit afleiden dat het niet is omdat een klein deel van het voetpad
verschijnt op de beelden van een camera die werd geplaatst om een gebouw of de ingang ervan te
filmen, dat de gefilmde plaats een niet-besloten plaats is. Zoals de wet het voorziet, is het voor de
niet-besloten plaatsen mogelijk om de vaste bewakingscamera te richten op een plaats waarvoor hij
niet zelf de gegevens verwerkt, mits hij daarvoor expliciet de toestemming heeft van de
verantwoordelijke voor de verwerking van de betrokken plaats. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op het
geval waarin de gemeentelijke overheid camera’s installeert die een straat filmen en dat op de
beelden van de camera’s de ingang verschijnt van een privé-woning of van een café, of van elk ander
gebouw waarvan de camerabewaking niet onder de bevoegdheid van de gemeente valt. De
gemeentelijke overheid zal, indien zij deze ingangen niet wil verbergen op de beelden, het uitdrukkelijk
akkoord moeten krijgen van de verantwoordelijke personen voor de verwerking voor deze woning of
dit café. Zonder dit akkoord is de verantwoordelijke voor de verwerking verplicht om, door middel van
technische middelen, deze delen op de beelden te verbergen. Om een bewijs te hebben, zal dit
akkoord bij voorkeur schriftelijk moeten zijn.
2. Vaste bewakingscamera’s op de niet-besloten plaatsen - voorafgaand advies en raadpleging van de
korpschef
2.1. Inleiding
Wij wijzen er in eerste instantie op dat de wetgever, voor de niet-besloten plaatsen, niet de bedoeling
had om particulieren of privé-personen de mogelijkheid te geven het openbare domein te
bewaken. De verantwoordelijke voor de verwerking zal dus meestal een openbare overheid zijn. En
wanneer het een gemeente betreft, dan kan de verantwoordelijke voor de verwerking in ieder geval
niet de gemeenteraad zijn, gelet op zijn rol in de procedure tot plaatsing. De verantwoordelijke voor de
verwerking voor een niet-besloten plaats moet, voorafgaand aan de plaatsing van de
bewakingscamera’s, een positief advies krijgen van de gemeenteraad van de gemeente waar
de plaats zich bevindt. De gemeenteraad kan dus niet tegelijkertijd verantwoordelijke voor de
verwerking zijn. De gemeenteraad moet de korpschef van de politiezone, waar de plaats zich bevindt,
raadplegen vooraleer haar advies te formuleren. Welke is de draagwijdte van deze raadpleging ? Kan
het advies van de gemeenteraad afwijken van de analyse van de korpschef ? Vooraleer een antwoord
te bieden op deze vragen, moet er op gewezen worden dat de verantwoordelijke voor de verwerking,
bij het indienen van zijn adviesaanvraag, bepaalde inlichtingen moet bezorgen om de geraadpleegde
instanties de mogelijkheid te geven een duidelijk advies te formuleren.
Deze inlichtingen zijn de volgende (het betreft in feite grotendeels de inlichtingen die door de
verantwoordelijke voor de verwerking bij de aangifte van de plaatsing van bewakingscamera’s
toegestuurd worden aan de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer) :
- de vermelding van de verantwoordelijke voor de verwerking;
- de benaming van de verwerking (databank);
- de finaliteit van de verwerking (met name het toezicht en de bewaking) en de categorieën van
verwerkte gegevens (met name het opnemen van beelden);
- de wettelijke of reglementaire basis;
- de plaatsing van de bewakingscamera’s en de perimeter van de bewaakte zone (en eventueel de
beelden van een demo uitgevoerd ter plaatse);
- de ontvangers;
- de bewaartermijnen;
- de veiligheidsmaatregelen;
- de manier van kennisname van de bewaking door de betrokkenen;
- het contactpunt voor het recht van toegang op de beelden;
- de contactpersoon voor de informatieaanvragen.
Hij gaat eveneens de antwoorden geven op de volgende twee vragen :
- welke zijn de veiligheidsproblemen die aan de basis liggen van de beslissing om
bewakingscamera’s te plaatsen?
- Waarin is camerabewaking een gepast instrument om hierop te antwoorden ?
2.2. De raadpleging van de korpschef
De korpschef wordt geraadpleegd om aan de gemeenteraad een advies te verstrekken over de
draagwijdte en het type van criminaliteit en delinquentie op de betrokken niet-besloten plaats.
Rekening houdend met de inlichtingen die hem worden toegestuurd en met zijn kennis van de zone
waarover hij de leiding heeft (terreinkennis, politiestatistieken, prioriteiten van het Zonaal
Veiligheidsplan), moet de korpschef zich uitspreken over het feit of er volgens hem, al dan niet
voldoende elementen bestaan die bevestigen dat, op de bedoelde niet-besloten plaats,
veiligheidsproblemen bestaan of een onveiligheidsgevoel aanwezig is, met het risico dat er dan ook
feiten kunnen plaatsvinden die men kan voorkomen, vaststellen of opsporen door middel van
bewakingscamera’s. Door de doelstellingen, die met het cameraproject worden beoogd, en
het lokaal politioneel beleid met elkaar in verband te brengen, zal hij tevens nagaan of er voor een
doeltreffender cameragebruik geen bijkomende maatregelen of bijzondere voorwaarden hieraan
moeten gekoppeld worden. Men kan denken aan een gerichte interventiecapaciteit binnen de
bewaakte zone. De plaatsing van bewakingscamera’s op de niet-besloten plaatsen zonder efficiënte
politionele opvolging, zou immers geen enkel tastbaar resultaat opleveren.
Al naargelang hij vindt dat deze elementen al dan niet toereikend zijn, zal zijn analyse gunstig of
ongunstig zijn met betrekking tot de nood (en/of de opportuniteit) om bewakingscamera’s op de
bedoelde plaats te installeren. De korpschef stuurt vervolgens zijn analyse door naar de
gemeenteraad.
2.3. Het advies van de gemeenteraad
De gemeenteraad zal zijn advies uitbrengen op basis van de informatie bezorgd door de
verantwoordelijke voor de verwerking en de analyse van de korpschef. Dit advies moet in alle gevallen
gemotiveerd worden. Indien zij de analyse van de korpschef volgt, dan kan de motivering
steunen op de elementen opgenomen in de analyse van de korpschef. Indien de gemeenteraad
daarentegen beslist om, ondanks de ongunstige analyse van de korpschef toch een positief advies
uit te brengen voor het cameragebruik dan zal de gemeenteraad zijn advies uitvoeriger moeten
motiveren. Hetzelfde geldt bij een negatief advies van de gemeenteraad, terwijl de analyse van de
korpschef voor het project camerabewaking gunstig was.
2.4. Advies van de gemeenteraad ingeval van voorlopige vaste bewakingscamera’s
Het gebeurt dat de gemeenten of de politiezones voorlopig vaste bewakingscamera’s plaatsen om
het hoofd te bieden aan gerichte veiligheidsproblemen. Deze camera’s worden vervolgens verplaatst
om de verplaatsingen van het beoogde fenomeen te volgen (bijvoorbeeld bezetting van openbare
terreinen door zigeuners, samenscholingen van jongeren op de openbare weg of nog sluikstorten).
Het is dus mogelijk dat deze camera’s alle twee weken worden verplaatst. In dergelijke
omstandigheden, lijkt het duidelijk moeilijk en zelfs onmogelijk om voorafgaand het positief advies te
krijgen van de gemeenteraad voor elke verplaatsing van de desbetreffende camera(’s).
Aangezien de wet het niet verbiedt, raden wij in dergelijke omstandigheden aan om een positief
advies te vragen aan de gemeenteraad om, in een perimeter die groot genoeg is, of zelfs op het hele
grondgebied van de gemeente, voorlopige vaste bewakingscamera’s te installeren om een
welbepaald fenomeen te bestrijden en het doeltreffend op te volgen. De korpschef zal in zijn analyse
de elementen meedelen die bekend zijn betreffende het beoogde fenomeen op het hele grondgebied
van de gemeente. De gemeenteraad zal op haar beurt advies geven met betrekking tot het plaatsen
van voorlopige camera’s om dit vooraf bepaalde fenomeen te bestrijden, op de plaatsen die zullen
gekozen worden op grond van de verplaatsingen van dit fenomeen. Dit advies zal eventueel een
beperkte gebruiksperiode kunnen voorzien. De pictogrammen die het bestaan aangeven van
camera’s zullen natuurlijk moeten worden verplaatst op grond van de wijzigingen van
de bewaakte perimeter en de aangifte aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer dient gewijzigd te worden.
3. Gebruik van mobiele bewakingscamera’s
3.1. Informatie van de burgemeester
In de gevallen dat de officier van bestuurlijke politie de beslissing mag nemen om mobiele camera’s
te gebruiken moet hij de burgemeester hierover op de hoogte brengen. Wanneer het gaat om het
gebruik van mobiele camera’s op een niet-besloten plaats, moet deze kennisgeving zo spoedig
mogelijk gebeuren en in ieder geval, voor de uitvoering van de mobiele camerabewaking.
Wanneer het een voor het publiek toegankelijke besloten plaats betreft, moet deze kennisgeving
onmiddellijk gebeuren (voor dit type van plaatsen heeft de officier van bestuurlijke politie slechts de
bevoegdheid om te beslissen over het gebruik van mobiele camera’s in uiterst hoogdringende
gevallen). Deze kennisgeving kan gebeuren per fax of per e-mail en, in uiterst hoogdringende gevallen
, telefonisch. Het is dus belangrijk dat de politiediensten beschikken over telefoonnummers,
faxnummers en e-mailadressen waarmee ze de desbetreffende burgemeester(s) snel kunnen
bereiken. Op die manier zal de kennisgeving snel en met zekerheid kunnen gebeuren.
3.2. Uiterste hoogdringendheid (artikel 7/2, § 2, derde lid)
Op een voor het publiek toegankelijke besloten plaats kan de officier van bestuurlijke politie enkel bij
uiterste hoogdringendheid zelf beslissen om mobiele bewakingscamera’s te gebruiken.
Wat verstaat men onder « uiterste hoogdringendheid » ? Men bedoelt hiermee een onvoorziene
volkstoeloop op een voor het publiek toegankelijke besloten plaats die een onmiddellijk optreden van
de politiediensten vereist (bijvoorbeeld wanneer de politiediensten niet op voorhand kennis hebben
gekregen van de organisatie of de plaats ervan, een samenscholing of bijeenkomst van een
extremistische groepering of nog een bijeenkomst van motorfanaten in een zone) en waarbij het
gebruik van mobiele bewakingscamera’s aangewezen is. Indien het in deze gevallen niet mogelijk is
om te wachten op de beslissing van de burgemeester kan de officier van bestuurlijke politie
die de operaties leidt, zelf beslissen om er een beroep op te doen. Hij moet evenwel onmiddellijk
telefonisch contact opnemen met de burgemeester om deze hierover te informeren.
Het moet gaan om uitzonderlijke gevallen en aangezien het gebruik van mobiele camera’s doelmatig
en efficiënt moet zijn, moet dit ook worden gemotiveerd.
3.3. Doelmatig en efficiënt gebruik - Principes van het respect voor de persoonlijke levenssfeer
Het is niet de bedoeling van de wetgever dat de politiediensten in alle omstandigheden mobiele
bewakingscamera’s kunnen gebruiken. De wet zelf voorziet beperkingen : mobiel cameragebruik kan
uitsluitend in het kader van grote volkstoelopen (in de zin van artikel 22 van de wet op het politieambt)
en voor niet-permanente opdrachten die tevens in uitvoeringstijd beperkt zijn. Men beoogt met name
manifestaties, grote concerten, voetbalwedstrijden,… Daarnaast vermeldt de wet dat de officier van
bestuurlijke politie die de operationele verantwoordelijkheid draagt erop toeziet dat het gebruik van de
mobiele camera’s doelmatig en efficiënt is en in overeenstemming met de in de wet van 8 december
1992 bepaalde beginselen (hierna « privacywet » genoemd). Het zijn de beginselen van subsidiariteit,
proportionaliteit, doelmatigheid en finaliteit.
Finaliteitsbeginsel
De bewakingscamera’s moeten worden gebruikt voor welbepaalde finaliteiten. In het kader van de
camerawet worden bewakingscamera’s gebruikt met het oog op het toezicht en de controle om
inbreuken tegen personen of goederen, of overlast in de zin van artikel 135 van de nieuwe
gemeentewet te voorkomen, vast te stellen of op te sporen of om de openbare orde te handhaven of te
herstellen. Deze finaliteiten moeten vanaf het begin worden vastgelegd en vervolgens zullen de
beelden slechts voor deze welbepaalde finaliteiten kunnen worden verwerkt.
Wat bovendien de mobiele bewakingscamera’s betreft, benadrukt de wet het preventieve aspect van
het gebruik ervan, gezien men hoofdzakelijk opdrachten van bestuurlijke politie beoogt.
Beginselen subsidiariteit en doelmatigheid
Het gebruik van mobiele bewakingscamera’s is een subsidiair middel, waarop men uitsluitend een
beroep doet wanneer de andere middelen niet volstaan om de nagestreefde doelstellingen te
bereiken. Indien men bovendien beslist om er een beroep op te doen, dan moet dat een efficiënt
middel zijn, dat het mogelijk maakt om objectief de door de verwerking beoogde finaliteiten te
bereiken. De wetgever heeft de nadruk gelegd op dit principe door uitdrukkelijk te vermelden dat
de officier van bestuurlijke politie moet toezien op een efficiënt gebruik van de camera’s.
Proportionaliteitsbeginsel
Dit principe omvat de bovenvermelde subsidiariteits- en doelmatigheidsprincipes, maar betekent
eveneens dat men de balans moet maken tussen de noodzaak om camera’s te gebruiken tijdens de
operatie en het respect voor de persoonlijke levenssfeer van de gefilmde personen.
Men moet een proportionaliteitslink nastreven met de beoogde doelstellingen en niet meer filmen dan
dat nodig is. De proportionaliteit moet ook worden gerespecteerd op het niveau van de verwerkte
beelden : men moet geen overbodige beelden maken en ook geen plaatsen beogen waarvoor men
geen verantwoordelijke voor de verwerking is. Het is door dit principe te respecteren dat de officier van
bestuurlijke politie zal toezien op het doelgerichte gebruik van mobiele bewakingscamera’s.
→ Het is ten aanzien van deze verschillende principes dat de officier van bestuurlijke politie (of in
voorkomend geval de burgemeester) zal beslissen een beroep te doen op de mobiele camera’s en
deze zal gebruiken.
3.4. Kennisgeving aan de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer
Wanneer de beslissing word genomen om mobiele bewakingscamera’s te gebruiken, voorziet de wet
dat de officier van bestuurlijke politie de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer (hierna CBPL) kennis geeft van deze beslissing. Deze kennisgeving moet plaatsvinden
ten laatste op de dag die voorafgaat aan de grote volkstoeloop die aan camerabewaking zal worden
onderworpen, behalve in het geval van dringende noodzakelijkheid. In dat geval moet de notificatie
binnen de zeven dagen na de grote volkstoeloop gebeuren. In haar advies van 2 september 2009,
raadde de CBPL aan om voor dit type van kennisgeving een standaardformulier te voorzien dat op
elektronische wijze zou haar worden overgezonden om te worden verzameld in een niet-openbare
databank (in tegenstelling tot de andere aangiftes die in het openbaar register, dat wordt bijgehouden
door de CBPL, worden gepubliceerd).
De kennisgeving zal de volgende elementen moeten bevatten :
- identificatie van de persoon die de beslissing tot het gebruik van mobiele bewakingscamera’s
heeft genomen (burgemeester of officier van bestuurlijke politie)
- identificatie van de operationeel verantwoordelijke (dienst en persoon)
- identificatie van de grote volkstoeloop die met camera’s wordt bewaakt (lokalisering,
plaatscategorie, aard van de volkstoeloop, datum)
- informatie over het gebruik van camera’s :
+ het bekijken en opnemen van beelden
+ het bewaren van de beelden
+ motivering voor het gebruik van mobiele camera’s
+ beschrijving inzake het doelmatig en efficiënt gebruik en de overeenstemming met de
principes van de privacywet.
De operationeel verantwoordelijke is de officier van bestuurlijke politie die beslist over het gebruik van
mobiele bewakingscamera’s (of, in voorkomend geval, die de beslissing van de burgemeester
toepast). Zelfs als een andere officier het in het verlengde van de operatie overneemt, moet enkel de
naam van de eerste (zijnde diegene die aan de basis ligt van de beslissing deze camera’s te
gebruiken) vermeld worden in de kennisgeving.
Om een al te zware administratieve last te vermijden, is de mogelijkheid voorzien om met één
kennisgeving meerdere gebruiken van mobiele bewakingscamera’s te melden als het gaat om grote
volkstoelopen met eenzelfde locatie, aard en benaming waarbij eenzelfde operationeel
verantwoordelijke steeds op dezelfde wijze gebruik maakt van mobiele bewakingscamera’s. Wordt
o.a. beoogd het gebruik van mobiele camera’s door de bewijsteams in het kader van
voetbalwedstrijden, voor alle thuiswedstrijden in eenzelfde seizoen. Bovendien wordt bij
voetbalwedstrijden de kennisgeving gedaan « in het kader » (term gebruikt in de camerawet) van de
wedstrijd, dat wil zeggen dat men het observeren van de supporters beoogt vanaf hun plaats van
vertrek tot bij de ontbinding van de volkstoeloop. De aangifte zal gebeuren via het standaardformulier
dat zal worden overgezonden naar alle politiediensten. In eerste instantie zal dit formulier op papier
worden ingevuld om vervolgens per fax te worden opgestuurd naar de CBPL (op het nummer
02/213.85.95). Eens de elektronische toepassing er is, zullen de politiediensten geïnformeerd
worden over de nieuwe overdrachtmodaliteiten.
3.5. Vrijstelling van het pictogram
Wanneer de camerabewaking door middel van vaste bewakingscamera’s gebeurt (ongeacht wie de
verantwoordelijke voor de verwerking is), voorziet de wet de verplichting om een pictogram aan te
brengen aan de ingang van de bewaakte plaats. De aanwezigheid van dit pictogram aan de ingang
veronderstelt de instemming van de personen die deze plaats betreden, om te worden gefilmd.
Wanneer de camerabewaking met mobiele camera’s gebeurt (door de politiediensten), voorziet de
wet dat de aanwezigheid van de camera’s op zichtbare wijze, geldt als voorafgaande toestemming. En
de wet preciseert nog dat « Mobiele bewakingscamera’s gemonteerd op nietgebanaliseerde
voertuigen, vaartuigen of luchtvaartuigen worden geacht op zichtbare wijze gebruikt te zijn. ».
Ondanks het advies van de Raad van State (die erop aandrong om deze fictie af te schaffen,
aangezien het gebruik van mobiele camera’s gerechtvaardigd wordt door één van de
toelaatbaarheidsuitzonderingen voorzien door de privacywet en waarvoor geen toestemming
verleend moet worden), werd deze fictie in de wet behouden. Artikel 4 van de camerawet voorziet
immers dat de privacywet van toepassing is behalve in de gevallen waarin de camerawet een
uitdrukkelijke andersluidende bepaling bevat. Dat is met name het geval in artikel 8 van de camerawet
dat elk verborgen gebruik van camera’s verbiedt. Om een zekere samenhang te behouden, regelt de
camerawet dit aspect zowel voor de vaste als voor de mobiele camera’s. Onder mobiele
bewakingscamera’s gebruikt op zichtbare wijze, verstaat men dus de camera’s gemonteerd aan
boord van nietgebanaliseerde voertuigen, vaartuigen of luchtvaartuigen. Deze precisering van de
wetgever omvat al de meeste gevallen en beoogt met name de camera’s waarmee de
politievoertuigen en helikopters zijn uitgerust. Maar men beoogt ook de camera’s die door de
politieagenten zelf gedragen worden, hetzij met de handen (bijvoorbeeld, de bewijsteams),
hetzij dat hun uniform ermee is uitgerust. Men moet evenwel niet uit het oog verliezen dat deze op
zichtbare wijze moeten worden gebruikt : de gefilmde personen moeten weten dat de politieagent een
camera op zich draagt, aangezien er geen « wettelijk vermoeden van zichtbaarheid » is voor deze
draagbare camera’s. Men mag ook niet uit het oog verliezen dat deze camera’s uitsluitend kunnen
worden gebruikt in het kader van grote volkstoelopen in de zin van artikel 22 van de wet op het
politieambt.
13 MEI 2011. - Ministeriële omzendbrief tot wijziging van de omzendbrief van 10 december 2009 betreffende de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's, zoals gewijzigd door de wet van 12 november 2009 ( Pdf Staatsblad )
Lijn5
Deze omzendbrief wijzigt de omzendbrief van 10 december 2009 betreffende de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's, zoals gewijzigd door de wet van 12 november 2009, met als doel bijkomende aanbevelingen te formuleren om een antwoord te bieden op de vragen die er in de praktijk nog steeds zijn, in het bijzonder bij het gebruiken van vaste bewakingscamera's tijdens festivals.
De wijzigingen aangebracht in de omzendbrief van 10 december 2009 zijn de volgende :
1° het punt « 1. Definities » wordt aangevuld met een punt 1.5. luidende :
1.5. Onderscheid tussen de verschillende plaatscategorieën
1.5.1. Verschil tussen niet-besloten plaats en besloten plaats
De camerawet definieert de niet-besloten plaats als « elke plaats die niet door een omsluiting
is afgebakend en vrij toegankelijk is voor het publiek » (artikel 2, 1° van de camerawet). Deze
definitie bevat dus twee criteria : de niet-omsluiting en de vrije toegankelijkheid voor het publiek.
Uit deze twee elementen kan men afleiden wat men meestal verstaat onder publieke ruimten
beheerd door de overheid (in het bijzonder de openbare weg). Deze plaatscategorie zou geen
betrekking moeten hebben op privépersonen of zelfs openbare rechtspersonen die geen
bevoegdheid hebben inzake toezicht en beveiliging op dit soort van plaatsen. De wetgever had
namelijk niet de bedoeling om particulieren de mogelijkheid te geven de openbare weg te
bewaken, wat reeds verboden werd door andere wetgevingen. Als een aannemer bijvoorbeeld
werken uitvoert op de openbare weg, dan betreft dit een niet-besloten plaats : deze aannemer
heeft niet de bevoegdheid om op deze plaats camera's te plaatsen om de werf te bewaken.
De besloten plaatsen daarentegen zijn, zoals hun benaming het aangeeft, afgebakend door
een omsluiting. Alle gebouwen zijn dus besloten plaatsen. Wat de omsluiting betreft, bepaalt
het koninklijk besluit van 2 juli 2008 betreffende de aangiften van de plaatsing en het gebruik
van bewakingscamera's dat « de omsluiting minstens moet bestaan uit een op rechtmatige
wijze aangebrachte visuele afbakening of aanduiding waardoor de plaatsen van elkaar kunnen
worden onderscheiden ». Men moet dus duidelijk kunnen zien dat deze plaats zich
onderscheidt van een andere door het feit dat deze visueel is afgebakend. Deze afbakening
moet op rechtmatige wijze aangebracht zijn, dit wil zeggen dat degene die de afbakening
aanbrengt, een persoon moet zijn die een zakelijk recht op deze plaats bezit (eigenaar,
verhuurder, erfpachter,...). Ze kan eveneens tijdelijk zijn (bijvoorbeeld evenement georganiseerd
op de openbare weg, duidelijk afgebakend met hekken : dit deel van niet-besloten plaats wordt
- voor de duur van het evenement - een voor het publiek toegankelijke besloten plaats).
1.5.2. Verschil tussen voor het publiek toegankelijke en niet voor het publiek toegankelijke besloten
plaats
De voor het publiek toegankelijke besloten plaats wordt gedefinieerd als « elk besloten gebouw
of elke besloten plaats bestemd voor het gebruik door het publiek waar diensten aan het
publiek kunnen worden verstrekt » (artikel 2, 2°). De niet voor het publiek toegankelijke besloten
plaats wordt daarentegen gedefinieerd als « elk besloten gebouw of elke besloten plaats die
uitsluitend bestemd is voor het gebruik door de gewoonlijke gebruikers » (artikel 2, 3°).
Het eerste criterium dat een onderscheid maakt is de toegankelijkheid voor het publiek.
Terwijl de eerste plaats toegankelijk is voor het publiek is de tweede dat niet. Bovendien kunnen
er op de voor het publiek toegankelijke besloten plaats diensten worden aangeboden aan het
publiek : het betreft een plaats bestemd voor het gebruik door het publiek. Wat belangrijk is
betreffende dit criterium van diensten, is het feit dat er een dienst kan worden aangeboden al
naargelang de bestemming die de verantwoordelijke van de verwerking aan de plaats heeft
gegeven : als een persoon deze plaats betreedt zonder de voorgestelde dienst te gebruiken,
dan verandert deze plaats niet de facto van categorie. Bovendien is het niet omdat de toegang
van de plaats is onderworpen aan bepaalde voorwaarden (zoals een betalende inkom), dat
deze plaats een niet voor het publieke toegankelijke plaats wordt.
Hieruit leidt men af dat de handelszaken, winkelgalerijen, banken, loketzalen in een station of
gemeentebestuur, stations, metrostations, privéparkings, sportzalen, cafés en restaurants,
voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen zijn. Deze categorie van voor het publiek
toegankelijke besloten plaatsen bestaat dus uit heel gevarieerde plaatsen. De niet voor het
publiek toegankelijke plaatsen zijn daarentegen private woningen, appartementsgebouwen,
delen van kantoorgebouwen die toegankelijk zijn voor de bedienden,...
In geval van twijfel over de categorie van plaats of van gemengde plaats wil de filosofie van de
wet op de persoonlijke levenssfeer, die staat voor een zo groot mogelijke bescherming van de
persoonlijke levenssfeer, dat de meest strikte gegevens worden toegepast. »
2° In de eerste paragraaf van het punt « 2.4. Advies van de gemeenteraad ingeval van voorlopige vaste
bewakingscamera's », worden de woorden « bezetting van openbare terreinen door zigeuners »
opgeheven.
3° Er wordt een punt 4 ingevoegd, luidende :
4. Gebruik van vaste bewakingscamera's tijdens festivals
4.1. Verantwoordelijke voor de verwerking
De verantwoordelijke voor de verwerking is de persoon die beslist om bewakingscamera's te
plaatsen en die de doeleinden en middelen voor de verwerking van persoonsgegevens bepaalt. Het
is de verantwoordelijke voor de verwerking die erop zal moeten toezien dat alle wettelijke en
reglementaire voorschriften worden nageleefd en hij is hier verantwoordelijk voor.
Wanneer bewakingscamera's worden geplaatst en gebruikt tijdens een festival, is de
verantwoordelijke voor de verwerking bijvoorbeeld :
- de eigenaar van de plaats waar het festival wordt georganiseerd;
- de eigenaar van de plaats en de organisator van het festival;
- de organisator van het festival en de politiediensten;
- ...
Gelet op de bewoordingen van de wettelijke definitie van de verantwoordelijke voor de verwerking
(« de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, de feitelijke vereniging of het openbaar bestuur »), laat
de wet immers meerdere mogelijkheden toe, namelijk dat meerdere betrokken personen samen
verantwoordelijke voor de verwerking kunnen zijn. In het geval van een festival kan deze manier van
werken een betere samenwerking mogelijk maken tussen de organisator (en zijn veiligheidsdienst)
en de politiediensten.
4.2. Betrokken plaatscategorie
De vaste bewakingscamera's die tijdens de hele duur van een festival worden geplaatst en gebruikt,
kunnen zowel de ingang van de plaats waar het festival plaatsvindt, als de plaats zelf filmen. Wij
wijzen erop dat, zelfs indien camerabewaking bijna een gewoonte wordt, de verantwoordelijke voor de
verwerking er altijd moet op toezien dat de camera's slechts worden gebruikt als dit nodig is, naar
verhouding en op efficiënte wijze, en alleen maar als andere beveiligingsmiddelen niet volstaan. Het
betreft hier de basisprincipes voor de naleving van de persoonlijke levenssfeer.
Zijn de bewakingscamera's die tijdens festivals worden gebruikt, onderworpen aan regels betreffende
niet-besloten of besloten plaatsen ? Dat hangt af van de plaatsgesteldheid :
- Als het festival op volledig open wijze op de openbare weg wordt georganiseerd zonder dat er een
duidelijke ingang of uitgang is, dan zullen de regels voor de niet-besloten plaatsen moeten worden
gevolgd;
- Als het festival wordt georganiseerd op een terrein dat gewoonlijk een niet-besloten plaats is, maar
waarvan de perimeter voor de gelegenheid duidelijk is afgebakend met hekken bijvoorbeeld, dat
men goed een ingang onderscheidt, dat de inkom eventueel betalend is, dan zal deze
niet-besloten plaats voor de duur van het festival een voor het publiek toegankelijke besloten plaats
worden en zullen de hierop betrekking hebbende regels van toepassing zijn;
- Als het festival wordt georganiseerd op een besloten plaats die is afgebakend met onroerende
elementen, dan gaat het over een voor het publiek toegankelijke besloten plaats met de wettelijke
gevolgen die dat met zich meebrengt.
- Als de camera's backstage geplaatst zijn, zijn deze onderworpen aan de regels die gelden voor de
niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen.
4.3. Na te leven regels
Op grond van de plaatsgesteldheid waar het festival wordt georganiseerd, kan men dus ofwel te
maken hebben met een niet-besloten plaats als met een voor het publiek toegankelijke besloten
plaats, of nog, als er alleen backstage camerabewaking is, met een niet voor het publiek
toegankelijke besloten plaats.
In geval van twijfel moet men de meest strikte regels toepassen, namelijk de regels die zijn
voorgeschreven voor de niet-besloten plaatsen, als men twijfelt tussen de categorieën « niet-besloten
plaats » en « besloten plaats », en de regels voorgeschreven voor de voor het publiek toegankelijke
besloten plaatsen als men twijfelt tussen de twee categorieën van besloten plaatsen (al dan niet
voor het publiek toegankelijk). Op dezelfde wijze, als men zowel het niet voor het publiek toegankelijke
deel als het voor het publiek toegankelijke deel filmt (gemengde plaats) door middel van éénzelfde
systeem, dan moet men de regels voor de voor het publiek toegankelijke plaatsen toepassen.
Als het een niet-besloten plaats betreft, dan moet men voor het kunnen plaatsen van
bewakingscamera's een positief advies krijgen van de gemeenteraad van de gemeente waar zich de
plaats bevindt (cfr. punt 2. Vaste bewakingscamera's op de niet-besloten plaatsen- voorafgaand
advies en raadpleging van de korpschef). De camera's kunnen pas worden geplaatst nadat dit
positief advies is verkregen.
Als het een (al dan niet) voor het publiek toegankelijke besloten plaats betreft, zal de gemeenteraad
zich niet moeten uitspreken over de plaatsing van bewakingscamera's.
In alle gevallen zal de verantwoordelijke voor de verwerking, voor de inwerkingstelling van de
bewakingscamera's, aangifte moeten doen van de plaatsing bij de Commissie voor de bescherming
van de persoonlijke levenssfeer via de internetsite www.privacycommission.be. In het veld «
Benaming van het tijdelijk evenement » van de aangifte zal de verantwoordelijke voor de verwerking
de data van het festival vermelden om aan te geven dat het een voorlopig gebruik van camera's betreft.
Als er herhaald gebruik wordt gemaakt van camera's, zal de aangifte moeten worden aangepast bij
elk gebruik. Als het een enig gebruik van camera's op deze plaats betreft, zal de aangifte na het
festival moeten worden geschrapt.
De verantwoordelijke voor de verwerking moet er ook op toezien dat de personen geïnformeerd
worden dat ze gefilmd worden door aan de ingangen van het festival op duidelijk zichtbare wijze het bij
koninklijk besluit van 14 februari 2008 bepaalde pictogram aan te brengen.
Als de camera's tijdens de duur van het festival verplaatst worden, zal men er altijd op moeten toezien
dat de pictogrammen correct worden aangebracht (deze van plaats veranderen indien nodig) en dat
de aangifte bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer correct is.
Aan de verantwoordelijken voor de verwerking wordt aangeraden om een volledig dossier bij te
houden over de camerabewaking tijdens het festival waarin met name alle elementen van de aangifte
zitten, evenals een « cameraplan », om zodoende de ordedienst tijdens het evenement zo goed
mogelijk te organiseren.
Wat het gebruik van de bewakingscamera's betreft, zullen de regels betreffende het bekijken van de
beelden in real time verschillen al naargelang men zich op een niet-besloten of een besloten plaats
bevindt.
Voor de niet-besloten plaatsen voorziet de wet dat het bekijken van beelden in real time uitsluitend is
toegestaan onder toezicht van de politiediensten opdat de bevoegde diensten onmiddellijk kunnen
ingrijpen bij misdrijf, schade, overlast of verstoring van de openbare orde en deze diensten in hun
optreden optimaal kunnen worden gestuurd (artikel 5, § 4). Ongeacht wie de verantwoordelijke voor
de verwerking is, zullen de politiediensten altijd het bekijken van de beelden in real time moeten
superviseren wanneer het een niet-besloten plaats betreft. Bovendien kunnen alleen de categorieën
personen die bij koninklijk besluit worden aangewezen, de beelden bekijken. In afwachting van dit
koninklijk besluit hebben de politiediensten het monopolie van het bekijken van de beelden in real
time voor de niet-besloten plaatsen.
Voor de besloten plaatsen kan het bekijken van de beelden in real time uitsluitend georganiseerd
worden opdat de bevoegde diensten onmiddellijk kunnen ingrijpen bij misdrijf, schade, overlast of
verstoring van de openbare orde. Maar wat de personen die toegang hebben tot de beelden betreft,
voorziet de wet dat het alleen de verantwoordelijke voor de verwerking en de personen die onder zijn
toezicht handelen zijn. Het is dus mogelijk dat de verantwoordelijke van een festival camera's plaatst
om toezicht te houden op de plaats en het bekijken van beelden in real time organiseert. Als deze
personen evenwel continu achter de schermen blijven om de beelden te bekijken, dan betreft het een
bewakingsactiviteit en zullen deze personen moeten beantwoorden aan de voorwaarden van de wet
van 10 april 1990 betreffende de private en bijzondere veiligheid : de verantwoordelijk zal een beroep
doen op ofwel personen die deel uitmaken van een vergunde interne bewakingsdienst, ofwel
bewakingsagenten die lid zijn van een vergunde bewakingsonderneming.
Wat het opnemen en bewaren van de beelden betreft, gelden dezelfde regels voor alle
plaatscategorieën : het opnemen van de beelden is uitsluitend toegestaan teneinde bewijzen van
feiten te verzamelen of personen te identificeren (daders, verstoorders van de openbare orde,
getuigen, slachtoffers). Indien zij er niet in slagen één van deze twee doelen te bereiken, kunnen zij
niet langer dan één maand worden bewaard. »
SITEC Loket Intercom DELTA 2.0
Meer Info
Kluizen webshop by Security Tools
Op zoek naar een kluis, brandkast, inbouwkluis, muurkluis, afstortkluis, vloerkluis of wapenkast tegen
een topprijs, bezoek dan de
Security Tools kluizen WEBSHOP
Rechtstreeks van fabrikant
aan eindgebruiker
Meer Info
ADVERTENTIE
Alle informatie die via deze site wordt verstrekt, is louter informatief bedoeld. Raadpleeg steeds indien nodig een vakman!
Disclaimer - Gesponsord door www.security-tools.be & www.veiligheidscilinders.be & www.wurster.be
Webshop kluizen en brandkasten - www.st-raambeveiliging.be - DOM-sleutelduplicatie - Wurster-online.be
Vergeet ook niet dat U als particulier steeds gratis beroep kan doen op een preventie-adviseur van uw lokale politie. Deze opgeleide preventie-adviseurs zijn niet verbonden aan een commercieel bedrijf en kunnen U onafhankelijk en objectief informeren betreffende de aandachtspunten betreffende uw specifieke situatie.
Webdesign www.net-engineering.be
Alle informatie die via deze site wordt verstrekt, is louter informatief bedoeld.
Raadpleeg steeds indien nodig een vakman!
Disclaimer
Deze website wordt gesponserd door
www.security-tools.be & www.veiligheidscilinders.be - WEBSHOP
Webdesign www.net-engineering.be